Op het moment dat ik alleen met hem ben, laat ik mijn gedachten de vrije loop. Of het nu gaat om mijn mening over vrouwen, de spinsels die mijn hersens doen kraken of de voetbalwedstrijd van afgelopen zondag; hij hoort alles wat me bezighoud. Telkens weer geeft hij me houvast en helpt hij me mijn weg te vinden in de wereld waarin ik leef. Het bijzondere is dat we de dalen delen, maar ook samen pieken. En als we samen pieken, dan zijn we echt een onafscheidelijk duo.

Soms lijkt hij net een kloon van me. Zo stuurt hij ook altijd aan op het hoogst haalbare. Hij is zich bewust van de snelheid waarmee hij door de tijd raast en presteert het best als er wat spanning op staat. Hij is sterker dan ijzer. Als er storm op komst is, schakelt hij liever een tandje bij dan dat hij op zijn strepen gaat staan. En, dat herken ik des te meer, het is altijd alles of niets: een rem kent hij wel, maar die zal hij zelf nooit gebruiken. Het enige wat totaal niet overeenkomt is de ketting die hij draagt. Ik moet er niets van hebben, terwijl hij niet zonder schijnt te kunnen.

Hij was overigens de enige die me vergezelde op mijn verjaardag. Naast mij heeft hij niet veel meer goede banden en ik was blij dat hij bij me was. Toen ik in de supermarkt op zoek ging naar iets lekkers wachtte hij buiten op me. Plotseling zag ik hem op de grond liggen. Ik schrok me wezenloos. Hij was omvergelopen en had mijn hulp nodig om overeind te komen. In mijn schrik bekeek ik zijn schrammen en wilde ze vlug verzorgen. Op het moment dat ik geen bloed zag stromen, drong er zowaar iets tot me door: een fiets hoeft niet ontsmet te worden.