Augustus – September 2012. Het plan om dwars door de Pyreneeën te fietsen lag vast sinds ik terug was van mijn avontuur in de Alpen. In mijn berggids stonden 30 bergtoppen. Stiekem hoopte ik op een foto van elke top, maar ik strandde in Andorra. Ik had de souplesse om elke denkbare berg te beklimmen, maar ik kon de kracht niet vinden om dat daadwerkelijk te doen. Ik vond het bizar om mee te maken dat mijn lichaam niet kon brengen wat ik ervan verwachtte. Er zat niets anders op, dan rusten in de Pyreneeën.

ç

JE VIENS

Ik hoefde er geen seconde over na te denken. Na mijn avontuur door de Alpen wilde ik wel eens meemaken hoe moeilijk de giganten in de andere hoek van Frankrijk het me konden maken. Al voordat de winter voorbij was, had ik mijn gids met de 30 bekendste Pyreneeëncols binnen. En doorgelezen. In de Alpen had ik maar 12 dagen fietstijd omdat la Marmotte op me stond te wachten. In de Pyreneeën had ik niets gepland; ik wilde 30 dagen lang optimaal genieten.

Optimaal genieten, dat had ik ook wel nodig. Na een hectische winter en chaotische zomer was ik toe aan wat qualitiy time met mezelf. Ik vond een kartonnen doos voor mijn fiets en checkte in. Bij aankomst in Carcassonne bleek deze doos zijn werk te hebben gedaan. Gelukkig. De doos kon ik ook wel gebruiken voor de terugreis, maar niemand op het vliegveld wilde het kartonnen gevaarte voor me opbergen. Ik besloot de doos te verstoppen in de bosjes voor het vliegveld in de hoop hem over drie weken weer terug te vinden. Achteraf weet ik niet waarom ik hoop had, want eigenlijk waren de bosjes verstopt door de doos. Toch besloot ik niet te zoeken naar een betere schuilplaats en stapte ik op mijn fiets. Ik had immers nog een aardige rit voor de boeg.

Het was warm. Ik had het zelfs snikheet. Ik wilde vandaag zo’n 100 kilometer fietsen zonder al te veel spektakel. Aan het einde van de dag wilde ik de eerste col over, maar volgens mijn Pyreneeëngids schitterende deze eerder in schoonheid dan in stijgingspercentage. Geen wolkje aan de lucht, maar wel letterlijk. Ik zag puntige schimmen door de grijze lucht heen. De bergen leken boos te kijken en de krachtige wind tegen deed me vermoeden dat ik niet welkom was. Voordat ik wist ging ik kopje onder. Wat heet, ik had het gevoel dat ik gesopt werd in een zwembad zonder bodem.

De warm en kou kort achter elkaar deden mijn lichaam geen goed. Het plan was snel gemaakt: op zoek naar nog meer water, in de vorm van een warm bad. Toen de Office du Tourisme in Belcaire dicht bleek te zijn, dacht ik even dat het bij een koude douche bleef. Plots was daar Hôtel Bayle. De eigenaar vertelde me dat het de eerste slechte dag was van de zomer. Wat een timing. Hij suggereerde dat ik de nattigheid had meegenomen en ik stond direct te boek als regenman. Ik was nog niet zo beroemd als Will Smith, maar wel de Wet Prince of Belcaire.

Rusten in de Pyreneeën

NA DE REGEN

Door de weersomstandigheden bleek col 1 op dag 1 een utopie. De planning die ik thuis had gemaakt kon zodoende direct de prullenbak in. Op de tweede dag beklom ik de Col du Chioula wel, als warming-up. Het was nog steeds bewolkt en vochtig, maar het noodweer was verdwenen. In de loop van de dag verdwenen de wolken ook en werd de toevoer van water juist de grootste zorg. Maar toen had ik al een aantal keer gepiekt.

Vol goede moed raasde ik over mijn eerste Pyreneeëncol. De Col du Chioula was prima te fietsen en begaf zich in een machtig mooie omgeving. Het was heerlijk ontwaken op deze bergweg. Rond koffietijd ontwaakte ik verder op de Port de Pailhères. Deze beklimming was er een van een ander caliber. Het gemiddelde percentage was 8,2%, maar vooral op de stroken van 15,5% leek de tijd stil te staan. Gelukkig was het uizicht op de kale bergtop fabuleus. Ik creëerde mijn eigen Kodakmomentje en dutte wat weg in het zonnetje dat inmiddels op mijn bol scheen. De rust was heerlijk, de omgeving fantastisch en het spektakel lag op de loer. Alle ingrediënten voor een avontuur vond ik op de top van de Port de Pailhères. Ik heb genoten.

Voordat ik totaal kapot ging door de hitte op de Col del Pam, ging ik totaal kapot door de hitte op de nietszeggende Col des Hares. De weg leidde me dwars door een droog dennebos dat de brandende zon gebruikte als opslagplaats voor de warmte. Ik had genoeg water, maar kon het haast niet snel genoeg opnemen. Ik keek wederom uit naar een bad, om leeg te drinken.

RUST

In Font-Romeu stond ik op met een verschrikkelijk gevoel. Ik gooide het op de temperatuursverschillen, waardoor ik mijn reis snotverkouden voort zou zetten. Ik dacht geen verkeersdrempel meer omhoog te fietsen. Op de Col de Puymorens besloot ik mijn grens op te zoeken om mijn kracht te testen. De beklimming was niet stijl en lag me prima. Voor een andere wielertoerist leek ik een lichtflits, maar op de top kwakkelde ik nog steeds. Toen de andere wielertoerist vertelde me dat mijn volgende uitdaging, de Port d’Envalira, een zware beklimming zou zijn, begon ik al te bibberen. Maar ik zou het wel halen, zei ze, want ik was ‘very strong’. Zo voelde ik me helemaal niet, maar haar woorden deden me erg goed. Misschien zat mijn gevoel grotendeels tussen mijn oren en hielden gedachten mij tegen hard te fietsen. Vanaf dat moment spookten de woorden ‘very strong’ in ieder geval non-stop door mijn hoofd.

Maar helaas. Hoe vaak ik ook tegen mezelf zei dat ik ‘very strong‘ was, de Port d’Envalira werd er niet makkelijker op. De douane keek me raar aan toen ik Andorra binnen reed. Vast niet omdat ik verdacht was, maar omdat ik me als een hals omhoog beukte op deze belachelijk hete dag. Voor de daaropvolgende Col d’Ordino gold precies dezelfde mentaliteit. Ik viel bijna van mijn fiets toen ik aankwam in Ordino. En ik voelde het aankomen. Die ochtend maakte ik een briefje met een telefoonnummer dat ze konden bellen als ze me zouden vinden op de grond. Ik heb geen horloge nodig om te weten hoelaat het dan is. De remedie? – Rust.

Rusten in de Pyreneeën

PORT DE CABÚS

Rusten deed ik in een hotel in Ordino, maar wonderen deed mijn middagdtuje niet. Bovendien kon ik maar aan één ding denken: 30 bergtoppen. Om 19:00u, toen het nog maar 27°C was, vertrok ik naar Col de la Botella. Althans, dat dacht ik. De zon verdween langzaam achter de bergen toen ik begon met klimmen. Ik verwachtte na een uur boven te zijn om zo voor het donker in bed te liggen, maar bij het ontbreken van een bordje ‘Col de la Botella’ besloot ik door te fietsen naar het einde van de weg. Het ging niet van harte. Naarmate het donkerder werd, werd het kouder. Op souplesse reed ik naar boven. Niet omdat ik zoveel souplesse heb, maar omdat ik mijn krachten had verloren. Ik baalde verschrikkelijk. Hoe kon ik zo hopeloos uit vorm zijn? En dat terwijl ik die middag nog als ‘very strong’ werd betiteld. Ik bereikte de top en daalde af in het pikkedonker. Ik had er twee keer zo lang over gedaan dan gepland. Piekerend over mijn energiepijl begon ik te duizelen. Ik lag nog geen tien minuten op bed toen ik mijn ogen opende en overeind schoot. Overgeven, dat was het enige wat ik die nacht nog kon.

Rusten in de Pyreneeën

ARCALIS

De volgende ochtend voelde ik me doodziek. Ik wilde niet fietsen, niet eten en niet praten. Ik wilde helemaal niets. Tijdens het ontbijt serveerde de gastheer allerlei verse soorten brood, maar ik weigerde alles. Hij zal zich wel beledigd gevoeld hebben, want er kon bij mij geen glimlach vanaf. Ik baalde gewoon. Als een stekker. Ik wilde zo graag in het zadel zitten. Ik wilde zo graag een berg oprijden met het gevoel dat ik de baas was. Dat ik mezelf begrop kapot zou maken in plaats van dat de berg mij kapot maakte. Ik wilde kunnen versnellen bij het zien van de top en met pijn in mijn benen kunnen lachen bij het inhalen van andere berggeiten. Maar ik haalde ze niet in. Ik had niet eens kracht om mijn tanden op elkaar te bijten. Ik kon helemaal niets. Het enige wat ik wilde, was weten waarom ik niets kon.

Verslagen zocht ik naar verklaringen. Zowel fysiek als mentaal. Ik ging naar bed in de hoop dat er een wonder zou gebeuren, maar zonder drank werd ik drie ochtenden met een kater wakker. De vinger op de zere plek leggen lukt me alleen letterlijk. Laat staan dat ik mezelf in de loop van de dagen sterker ging voelen. Ik leunde op mooie gesprekken met de Schotse barman en de schoonheid van het dorp. Bovendien was het weer ideaal om wat frisse lucht op te snuiven. Voordat ik voor de derde keer in mijn hotelbed kroop, besloot ik de volgende dag hoe dan ook op de fiets te stappen om mijn benen te testen. Ik wilde het liefst een paar weken in de Pyreneeën doorbrengen, maar ik vond het teveel van het goede om €50,- per nacht uit te geven om alleen mijn slaapkamer te zien. Het verlangen naar mijn eigen bed begon te groeien. Arcalis, de laatste berg van Andorra, werd mijn ultieme test.

Ik stond op met het laatste beetje adrenaline dat ik in mijn lijf had. Ik wilde niets liever dan staan op mijn pedalen. Lekker beuken. Maar de wolken wisten ook dat ik deze dag had opgeschreven. En ze werkte me tegen. Toen ik mijn gordijnen opende, regende het in Andorra. Keihard. Met oog op een terugvlucht bij een eventueel vertrek moest ik vandaag mijn benen testen. Zo gezegd, zo gedaan. Na twee kilometer fietsen over het kletsnatte wegdek kon ik alleen nog maar denken aan een warm bad. Toen wist ik genoeg. Als ik zin heb in een warm bad terwijl er een prachtige klim voor me ligt, kan ik beter afstappen. Veel druppels vielen die dag. Zo ook de druppel voor mij. Ik keerde huiswaarts.

VOLGEND JAAR

Ik pakte een bus naar Port d’Envalira, de Franse uitgang van Andorra. Vanaf daar had ik eigenlijk geen vervoer, maar ik weigerde te fietsen. Met een beetje mazzel kreeg ik een plaats in een privébusje richting Toulouse. Binnen vijf uur waren alle bergen uit het zicht verdwenen. Ik voelde me alleen. Alleen met mijn fiets. Dat was het moment waarop ik ‘Soulmates’ schreef.

Ik had hoge verwachtingen van mijn avontuur, maar ik strandde al na 356 kilometer. Afzien, dat was het. Het klinkt vervelender dan het was. Mijn lichaam en verstand wonnen het van mijn persoonlijkheid. Op de fiets gebeurt dat zelden. Toch voelde het goed om toe te geven aan de vermoeidheid. Bovendien was mijn zomer al geniaal genoeg. Het was simpelweg tijd om te rusten…

Trouwens, de Pyreneeën liggen er volgend jaar nog steeds.