Hij fietst als de zonsondergang. Als ik naar hem kijk verandert de wielerbaan in een hagelwit zandstrand omringd door palmbomen en brandende fakkels. De lucht kleurt tientallen tinten rood terwijl de zon in de zee verdwijnt. De romantiek is voelbaar. Het is een magisch moment waarbij ik me in niemandsland waan en er een tinteling aan mijn huidoppervlak opdoemt. Ik kan er eindeloos van genieten, maar de koers wacht op niemand. Voordat ik besef wat er daadwerkelijk gebeurt, is het moment al voorbij. De bezinning komt naderhand. Al wat ik tegen die tijd nog kan doen is mijn pen pakken en het oogstrelende omschrijven: le pedaleur de charme.

Fietsen is het smijten met kracht en karakter tonen. Fietsen is diep gaan en volhouden. Fietsen is sterven. Toeschouwers willen zien hoe renners met spastische bewegingen kapot gaan op weg naar hun laatste rustplaats. De grimas van een renner die doet vermoeden dat hij zijn laatste adem ieder moment kan uitblazen is onbetaalbaar. In het wielrennen vindt men het bewijs dat blikken kunnen doden, al berust dat op suïcide. Massa’s mensen staan te juichen bij het zien van stuiptrekkingen die erop duiden dat het einde nabij is. Terwijl dappere mannen hun gewicht heroïsch van de ene op de andere trapper gooien, zwalkt de fiets van de ene naar de andere berm. De dood overwinnen, dat is de charme van de sport. Toch heeft die charme niets met le pedaleur de charme te maken.

Le pedaleur de charme is de bijnaam van Peter Schep. Peter Schep sterft niet op de fiets. Sterker nog, aan het einde van de koers ziet hij er nog steeds uit alsof hij nietsvermoedend in een Thermen verblijft. Peter Schep combineert een optimale fietstechniek met een perfecte krachtenverdeling. Iedere trap is raak. Hij verspilt geen energie aan spastische bewegingen, stuiptrekkingen of zwalkende manoeuvres. Zelfs zijn grimas kent geen onweer. Peter Schep gebruikt zijn fiets als een omgekeerde rolstoel: hij beweegt niets, behalve z’n benen. Le pedaleur de charme is het levende bewijs dat fietsen meer is dan sterven.

Als ik twee keer met mijn ogen knipper, zie ik dat het hout van de wielerbaan in geen velden of wegen lijkt op een hagelwit zandstrand omringd door palmbomen en brandende fakkels. Toch hoeft la pedaleur de charme alleen maar rond te peddelen om de romantiek van de zonsondergang te evenaren. Het spreekt voor zich: mijn volgende date neem ik niet mee naar een hotel in Scheveningen, maar naar de Zesdaagse.