Een winterseizoen lang leven op een berg is waanzinnig. Elke keer als ik uit mijn raam kijk, verbaas ik me over de schoonheid van een flank bedekt met een reusachtige hoeveelheid sneeuw. En het houdt niet op bij één flank. Het skigebied is gigantisch. De pistes zijn eindeloos en iedereen is er vogelvrij. Wellicht dat de vakantiegangers daarom al gierend onder mijn raam door suizen. Het lijkt erop dat onze gasten een week lang in een andere wereld leven. Alledaagse zaken worden hier vergeten. De sfeer is altijd tranquille, zoals de Fransen dat zeggen. Gemoedelijk, rustig en relaxed: niets moet, alles mag. Ik leef inmiddels op dezelfde manier. Het witte landschap doet me soms geloven dat ik me in een fantasiewereld bevind. In een wereld waarin het sneeuw middels eeuwig gekraak laat weten dat ze met me wil spelen. Ze kraakt verleidelijk, en mijn skipas is het hele seizoen geldig, maar ik speel niet met de sneeuw.

Na maanden in de sneeuw is skiën een luxe. Ik zit niet meer om half acht aan het ontbijt omdat ik de eerste lift omhoog wil hebben. Ik sta ook niet meer om half vijf in de rij voor de laatste lift die me terug brengt naar het dorp. Donkere dagen laat ik aan me voorbij gaan, zonder pardon. Zonnige dagen ook. Ook zonder pardon. Het is niet zo dat ik onlangs mijn benen heb gebroken of dat een skileraar mij het advies heeft gegeven om ‘te gaan fietsen’ omdat ik te weinig motoriek heb om op ski’s te staan. Ik ben ook niet bang voor buitenlucht, voor de schaduw of voor de zon. Alles behalve. Ik krijg kippenvel als ik me door deze fenomenale omgeving verplaats en scheur het liefst dagelijks met bravoure de berg af. Maar niet op twee latten. Ik verkies het asfalt boven de sneeuw en mijn fiets boven mijn ski’s. De sneeuw kan zo hard kraken als ze wil; ik kraak liever zelf terwijl ik naar boven peddel.

Ik heb een abonnement op de weg; iemand interesse in een seizoenspas la Plagne?