Dit voorjaar bezocht ik de bewegingswetenschappers van Robic. In de testruimte – nabij het Velodrome in Amsterdam – werd mijn tweewieler in een geavanceerde vermogensmeter geposteerd en stapte ik op het zadel voor een slopende inspanningstest. Met de camera van Mikel Buwalda op mijn neus trapte ik totdat het zuur m’n oren uitkwam. Het leverde boeiende prenten op, maar voor mij was dat slechts bijzaak. Toen mijn ledematen van ellende van m’n lijf leken te vallen, en ik volledig gemolesteerd stopte met pedaleren, wist wielercoach Jim van den Berg alle details over mijn fysieke toestand. Na een verfrissende douche kreeg ik ze ook te horen.

Hoe goed of slecht de resultaten waren, hing af van de doelstellingen die ik eraan wilde hangen. Mijn conditie was dik in orde als ik eens per week met de Gespleten asfalt Toerclub rond wilde peddelen, maar voldeed niet als ik de gele trui van de Tour de France op mijn verlanglijstje had staan. Hoe dan ook maakten de cijfers de stand van zaken overduidelijk. Op basis van de inspanningstest onderscheidt Robic vijf hartslagzones: herstel, D1, D2, D3 en weerstand. De waarden van deze zones verschillen per persoon en zijn essentieel in het bereiken van een topvorm. Daarom kreeg ik allereerst een snelcursus hartslagzones.

HERSTEL De hartslagzone die je oneindig volhoudt. Energiesysteem: vetten. Doel: actief herstel van de spieren. Mijn waarden: 107 – 133 beats per minute (bpm).
D1 De hartslagzone die je bijna oneindig volhoudt. Energiesysteem: vetten. Doel: hele lange duurinspanningen van 4 tot 5 uur. Mijn waarden: 134 – 150 bpm.
D2 De hartslagzone die je 3 tot 4 uur volhoudt. Energiesystemen: vetten en koolhydraten. Doel: duurinspanningen op een pittig tempo / meerdere keren een lange klim. Mijn waarden: 151 – 168 bpm.
D3 De hartslagzone die je 45 tot 75 minuten volhoudt. Energiesysteem: koolhydraten. Doel: bijvoorbeeld één lange klim / één keer Alpe d’Huez. Mijn waarden: 169 – 177 bpm.
WEERSTAND De hartslagzone die je 10 tot 15 minuten volhoudt. Energiesysteem: koolhydraten. Doel: één keer voluit op een korte klim of in een sprint. Mijn waarden: 178 – 190 bpm.

Terwijl ik mezelf uit de naad werkte om een rapport vol indrukwekkende getallen bij elkaar te sprokkelen, tapte Jim regelmatig een druppel bloed uit mijn oorlel. De bewegingswetenschapper gebruikte deze druppel om de lactaatwaarde van mijn bloed te bepalen. Simpel gezegd is lactaat het zuur dat we na verloop van tijd in de spieren voelen als we sporten en de hoeveelheid is veelzeggend over de mogelijkheden van een lichaam. In het ideale geval zouden mijn lactaatwaarden oneindig lang ontzettend laag blijven, en – als het goedje dan toch wat toe zou nemen – kon mijn lichaam de substantie tot in enorme hoeveelheid verwerken. Dan zou ik eeuwig hard kunnen trappen.

Toen ik gedesillusioneerd naar de kleedruimte liep, wist ik al dat mijn testresultaten er minder rooskleurig uitzagen. Ook ik bleek geen machine en staakte de rotaties tegen wil en geweten door de pijn in mijn benen. De trainer vertelde me dat ik vrij hard kon fietsen met weinig lactaat, maar als het zuur eenmaal haar intrede deed liep het direct de spuigaten uit. Fijn, voor zover daar een betekenis aan te koppelen is. De termen ‘vrij hard’ en ‘de spuigaten uit’ zijn wat vaag omdat ze in het perspectief van mijn ambities geplaatst moeten worden. Uitgebreide berichtgeving daarover bewaar ik voor de volgende ‘mijn topvorm’ op de eerste dag van januari. Robic heeft zich namelijk over me ontfermt en Jim helpt me om mijn fysieke dromen uit te laten komen. In deze rubriek deel ik maandelijks mijn lichamelijke progressie en de smeuïge details van de gesprekken met de wielercoach.

Tijdens ons laatste overleg is de toon in ieder geval gezet. Nadat ik Jim mijn plannen voor 2015 vertelde, had hij maar één woord nodig om het eerste speerpunt te benoemen: “gewichtsverlies.” Vermogens trappen is namelijk één ding, maar uiteindelijk moeten mijn benen m’n lichaam en fiets vooruit duwen. Hoe sterk een wielrenner is, wordt daarom doorgaans uitgedrukt in watt per kilogram. De kunst van training is om die relatieve kracht toe te laten nemen. Subtiel gezegd zit er nog wat speling op mijn vetpercentage, dus daar ligt de focus. Concreet houdt het in dat ik de komende periode veelvuldig in hartslagzone D1 te vinden ben en m’n lijf prikkel met blokken in hartslagzone D2. Nu ik elke kilometer registreer met een Sigma Rox 10.0 en bijbehorende candans -en hartslagmeter, kunnen mijn volgers op Strava exact zien hoe ik die tochten verteer. Ik ben benieuwd naar mijn vooruitgang gedurende deze feestmaand. Wie wil mijn oliebol?