“‘Je gaat geen berg fietsen,’ sprak wielercoach Jim van den Berg toen ik hem voor aanvang met knikkende knieën vroeg wat ik kon verwachten. Na zijn eerste woorden wilde ik zuchten van opluchting, maar de bewegingswetenschapper was nog niet klaar met zijn antwoord: ‘Er is namelijk geen eind, geen top, en er is geen moment om te herstellen. Binnen nu en een uur kom je jezelf tegen en stap je af van de pijn.’ Duidelijke taal, heet dat.”

Bovenstaande passage komt uit het artikel dat ik in maart 2014 voor Wielrenblad op papier zette. Ik schreef het naar aanleiding van mijn eerste bezoek aan de bewegingswetenschappers van Robic. Ze lieten me trappen tot ik zwart voor ogen zag. Diep gaan kende ik, stuk gaan nog niet. Schrijnend detail is dat ik in die eerste fase het achterste van mijn tong al laat zien, maar dat is voor een fysieke check-up niet voldoende. Gedurende een inspanningstest wordt de kracht die je levert elke x minuten met x wattages verhoogd, net zolang totdat je jezelf smeekt te stoppen met roteren. Op die manier wordt onder andere duidelijk tot hoeveel kracht je voornamelijk vetten verbrandt (de aerobe drempel), bij hoeveel kracht je spieren verzuren (de anaerobe drempel) en hoeveel kracht je maximaal kan leveren.

In het teken van la Route des Grandes Alpes stond gisteren mijn tweede inspanningstest op het programma. De ergometer telde er vanaf 120 watt elke 6 minuten 30 watt bij op. De tijd tikte weg en de kracht nam toe. En het zweet ook. Na een lange periode van schemering, sprong het peertje in de 51e minuut. M’n licht was uit. De teller stond op 360 watt. 360 Watt, verdomme! Ik gebruikte het allerlaatste restje energie om te balen als een stekker. Het apparaat gaf exact dezelfde eindstand weer als de vorige keer. Hoe kon dat nou? ‘Voel ik me zo goed, zo fit, na zoveel zadeluren, en dan krijg je dit,’ dacht ik terneergeslagen. Verbouwereerd klikte ik uit de pedalen en strompelde ik mokkend naar de kleedruimte.

Eenmaal weer enigszins bij zinnen, schoof ik aan bij Jim. Hij had de gegevens geanalyseerd en kon z’n glimlach niet onderdrukken. Hij voelde zich trots, ofzo, en sprak bewondering uit. Ik trok mijn wenkbrauw op. Toen liet de wielercoach me de belangrijkste resultaten zien na enkele maanden trainen:

1. Hoewel mijn totale gewicht niet veel lager lag, was ik bijna 2,5% lichaamsvet verloren. Dat wil zeggen dat er zo’n 2 kilogram vet is verdwenen en er hetzelfde gewicht aan spieren is gekweekt. Het vetpercentage staat momenteel op 13,5.
2. Mijn aerobe -en anaerobe drempel zijn met ongeveer 5% toegenomen en liggen nu op 270 en 300 watt.
3. Mijn hartslag was vanaf het begin vrij hoog. Dat had waarschijnlijk te maken met een gebrek aan herstel na een aantal intensieve weken in Griekenland en Spanje. Wellicht dat ik daarom maximaal niet verder kwam dan voorheen.

Met name de relatie tussen de eerste twee resultaten is ontzettend van belang. Uiteindelijk draait alles om de hoeveelheid wattages die ik per kilogram kan trappen. 14 Keer bergop fietsen gaat me sowieso enorme kracht kosten. Hoe minder ik weeg, en hoe meer kracht ik heb, hoe ‘makkelijker’ ik telkens weer boven kom. Momenteel staat mijn anaerobe drempel op 3,7 watt per kilogram. Volgens Jim is de progressie dusdanig dat daar de komende periode nog een flinke schep bovenop kan komen. 4 Watt per kilogram is de doelstelling. Het schijnt dat ik dan een kans heb om mijn ultieme droom te verwezenlijken. La Route des Grandes Alpes, here I come!