Ik heb gezocht naar de ware. Ik heb gezocht naar die ene persoon die de lucht elke dag als regenbogen doet kleuren. Ik heb gezocht naar de mens die mijn schaduw kan verlichten. Ik heb naar dat gezocht wat moet voelen als bovenaards, als hemels. Ik heb naar dat gezocht wat de definitie van geluk moet zijn. Maar ik heb de ander niet gevonden.

Ik heb de ander die me aan dat ideaal kan helpen niet gevonden. Ik heb de ander die me die illusie kan ontnemen door het te bevestigen niet gevonden. De prinses op het witte paard ken ik van tekenfilms, maar niet van een dronken avond in de kroeg. Vlinders vlogen regelmatig voorbij, maar hielden het logischerwijs geen mensenleven vol. De ware is een fabel, een sprookje, een marketingtruc, een oasische fantasie die telkens verdwijnt als je ‘m denkt te hebben, dacht ik.

Dacht ik, want ik heb de ware gevonden. Na decennia zoeken naar die ene persoon die de lucht elke dag als regenbogen doet kleuren, die mijn schaduw kan verlichten, naar dat bovenaards hemelse gevoel, weet ik dat het bestaat. De ware bestaat. Ik zocht gewoon op de verkeerde plek. Ik keek naar buiten, maar het zit van binnen. Het is de persoon die ik juist uit het oog verlies tijdens een dronken avond in de kroeg. Het is ik. Ik ben het. De ander, dat ben ik.

Ik kan vlinders laten vliegen die onsterfelijk zijn. Ik kan van mijn oasische fantasie werkelijkheid maken. Ik ben mijn geluk. Ik ben mijn prinses op het witte paard. Nou, vooruit, prins op de zwarte fiets.