De afgelopen dagen had ik mijn huis op Roc’h Trévezel neergezet, het hoogste punt van deze streek. Toch was van een meedogenloze beklimming geen sprake. Na een rondje trappen rond de heuvel keek ik daarom beduusd om me heen. Mijn benen riepen luidruchtig “we want more”, maar niet omdat ‘t zo briljant was. Ik besloot me te poetsen, te dutten en deze morgen vroeg door te rijden naar het eerstvolgende wifi-punt om nieuwe plannen te beramen. Maar Roc’h Trévezel liet me niet gaan. Ik reed de parkeerplaats af en werd van mijn bestuurdersstoel naar mijn woonkamer, keuken, slaapkamer en terug geslingerd. Ik keek naar het asfalt van de route national – het zag er niet uit als een onverhard boerenpad met bulten en butsen. Vol huiver knalde ik de bus in de berm en spurtte ik langs de wielen. Linksachter was zo ovaal als een wielerbaan. Zo werd Roc’h Trévezel toch nog meedogenloos. Na een moment van geduld schoot een lokale monteur met depannagewagen me te hulp. Anthony, dat was z’n naam, verloste me van de nietszeggende helling met angstaanjagende trekjes. “Merci pour votre aide”, zei ik vriendelijk. Gevolgd door een zucht van opluchting en een “god miljaar”, maar dat begreep hij niet. Inmiddels ligt er weer een rond wiel onder en kan ik verder rijden. Aan tafel met een bak thee bepaal ik nu waarheen. Ideeën?