Je kent ‘m wel, de filmreeks Saw waarbij het bloed na de eerste fragmenten al tegen de binnenkant van de televisie aangekoekt zit. Wie er een poetsdoek bij pakt en over het beeldscherm wrijft, vindt zelfs bloedsporen aan de buitenkant. Nadat de teennagels van een willekeurige figurant met een plamuurmes zijn verwijderd, door z’n beste vriend, worden ook zijn ogen er en passant uitgelepeld. De tragiek vindt plaats in een badkuip gevuld met de ledematen van eerdere levend ontleden. Dat is geen pretje. Dat is Saw. Deze nazomer verschijnt het achtste deel van de kaskraker in de bioscoop. Locatie van de marteling is een helling nabij het inmiddels ontsierde Argelès-Gazost in de Franse Pyreneeën: Hautacam. De opnames vonden eerder deze week plaats en ik was erbij.

Saw VIII begint ondubbelzinnig: een jongeman fietst naar een skistation op 1560 meter hoogte en zijn schoenen blijken aan z’n pedalen vast te zitten. Een mysterieus fenomeen in de wielrennerij. Tot zover is de opgave zo helder en overzichtelijk als op elke klim. Blijven roteren tot op de top. Vrij snel daarna begint de ellende. Met 13 kilometer voor de boeg laat Jigsaw, die net als in de andere films het brein is achter deze dodemansrit, voor het eerst van zich horen. Van zich voelen, beter gezegd. Hij laat het kwik van sauna Hautacam alsmaar stijgen. Alsof een tuinslang de gloeiende stenen in de cabine zonder onderbreking besproeit en de deur is gebarricadeerd. Angstzweet is er niets bij. De pedaleur peddelt in z’n eigen vocht. Zijn huid smeult en smelt. Met de moed der wanhoop grijpt de knul naar zijn bidon. Maar Jigsaw heeft de bodem verwijderd. Er is geen water. Er is geen beginnen aan. Er is geen drinken aan. Zonder dat de zon ondergaat, begint het te schemeren.

Dan volgt een relatief makkelijke kilometer: 8%. Gepaard met een karakteristieke horrorlach. Jigsaw noemt de wielrenner spottend ‘goudvis’ (waarschijnlijk ongecensureerd anders), omdat hij hopeloos naar adem trapt. Bovendien blijkt de relatief makkelijke kilometer een valstrik. Na 200 vlakke meters volgt een muur die ervoor zorgt dat de coureur zo loopt te stoeien met zijn stuur dat z’n schouders om beurten over het asfalt schuren. De karakteristieke horrorlach is weer hoorbaar en klinkt wat harder deze keer. De jongeman kijkt verschrikt om zich heen, en vervolgens moedeloos naar voren. Achter het signatuur van de laatste 4 kilometer komt de man met de hamer tevoorschijn. Zonder hamer, met vlammenwerper. Hij verschroeit schoen en al tot een permanente tinteling die voelt alsof de binnenkant van het sokkentextiel uit schuurpapier bestaat en door de continue wrijving het bot bijna bereikt heeft. Daarna pakt de man met de hamer z’n hamer en slaat het kleine voorblad gewetenloos van de tweewieler. De poten breken. Het is gedaan.

Bij de afgepeigerde recreant is inmiddels zoveel bot zichtbaar dat mensen hem op het hoogste punt van de berg vergelijken met Chris Froome. Want daar belandt de noeste wielrenner uiteindelijk uiteraard wel. De hoofdpersoon overleeft altijd. De ontlading is ongekend. Hij rolt naar z’n bus, zoekt het EHBO-kistje en pakt er een pak havermout uit om de onmenselijke pijn te verzachten. De pedaleur geniet. Het schemert ditmaal echt. Een fameuze zonsondergang is het decor voor het intreden van een welverdiende nachtrust. Jigsaw wenst de vent op eigen wijze welterusten. Naast z’n tube tandpasta vindt de coureur een staalborstel met de boodschap ‘nog even op je tanden bijten’. Het licht dooft. Hautacam: eind goed, al goed.