Het is erop of eronder. Do or die. Al maak ik me niet druk om de afloop. Het wordt erop, sowieso. Terwijl ik naar onderen suis. Ik ben zo geconcentreerd dat mijn omgeving is verdwenen. Alle objecten in de ruimte die niet relevant zijn voor mijn handeling, zijn onzichtbaar. Een waas van schimmen is alles wat is overgebleven. Bewust zie ik niets. Ik bevind me in een tunnel van regenboogkleuren. Ik kijk overal doorheen, behalve door de weg voor me. De wereld bestaat slechts uit mij en mijn activiteit. De wereld bestaat uit dit moment: uit mij en het asfalt voor me.

Het zijn niet alleen de overbodige objecten die mijn ogen weigeren te signaleren. Dit is de zone. Ook mijn andere sensoren pikken geen prikkels op die er niet toe doen. Ik hoor een melodie van stilte. Het is de hymne van sereniteit die zich herhaalt tussen mijn oren. Zelfs de motorvoertuigen die ik passeer klinken als engelen die zwijgen. Niets verstoort de rust. Alles is een. M’n tong heeft al zijn smaakpapillen verloren en is zo out of the picture dat ik ‘m evengoed ingeslikt kan hebben. Wat ik ruik? Geen idee. Heb ik wel een neus? Adem ik wel?

Alleen mijn tast neem ik bewust waar. Ik voel geen pijn in mijn benen, geen zweet op mijn wangen en geen lucht in mijn longen. Ik voel enkel de toppen van mijn vingers die de remhendels met chirurgische precisie toucheren. Ik verkeer in een staat van totale controle en weet exact wanneer ik de uiteinden van mijn lichaam millimeters bij moet sturen. Even lijkt het alsof ik mijn drukpunten ben. Maar toch niet. Het voelt niet als toucheren. Al mijn energie zit in de verbinding tussen hand en stuur. Ik ben vergroeid met de remmen. Ik ben een met mijn fiets. In deze superfocus ontmantel ik bommen. Elke seconde opnieuw kies ik tussen zwart en rood. Het is erop of eronder. Bij wijze van spreken dan, want in deze wereld bestaat eronder niet. Het is erop.

– Foto van Wouter Roosenboom