Nederland zit gevangen. We delen de bajes met grote delen van de wereld. En het ironische is dat we onszelf allemaal van achter de tralies voorhouden dat we vrij zijn. Dat werd me gisteren eens te meer duidelijk toen Steven Kruijswijk via een ijswand tegen het asfalt kwakte en er gehavend alles aan deed om de leiderstrui in de Giro d’Italia te behouden. Onze landgenoot was gebroken in elke vorm. De camera legde z’n fysieke wonden vast. Vervolgens uitte hij zijn mentale: “Het was een stomme fout in de afdaling, ik verkloot daar gewoon alles. Dat is kut.”

Met bloed, zweet en tranen vervloog de roze droom zoals de sneeuw op de top van de Colle del Agnello voor de zon had mogen verdwijnen. Na afloop van de negentiende etappe verliet de wielersensatie uit Brabant het decor totaal ontdaan. Het enige waar de media nadien over repten, was de domme stuurfout, de snelheid waarmee z’n lijf kon herstellen, het immense tijdverlies en de minieme kans om de achterstand in de volgende rit om te draaien. Elk woord benadrukte de catastrofe. Waarom?

Natuurlijk. De prestatie is het enige wat er toe doet. Wij zijn zo opgevoed en opgeleid dat alleen de hoogste trede telt en sindsdien staren we ons er zo blind op dat we blind geloven dat we gelukkig zijn zodra we op de hoogste trede staan. Veel is oké. Meer is goed. Meest is best. Er is geen enkele reden om daar vanuit te gaan, behalve dat we het onszelf hebben wijsgemaakt. We zitten gevangen in onze ongefundeerde overtuigingen. De focus ligt op bereiken in plaats van ervaren waar we nu al reiken.

Vrij zijn betekent inzien dat geluk niet afhankelijk is van een prestatie. Vrij zijn betekent inzien dat het niet gaat om de bestemming, maar om de reis. Niet om morgen, maar om nu. Vrij zijn betekent onszelf vol overgave in iets storten en de situatie volledig accepteren zoals het loopt, omdat we weten dat de daadwerkelijke waarde van een resultaat ‘m niet zit in het resultaat. Vrij zijn betekent elkaar helpen het koersverloop – ongeacht de heikele gebeurtenissen onderweg – te omarmen, en niet anderen telkens te wijzen op wat ‘zou kunnen’. Het gaat niet om streven, maar om Steven. Als we stoppen met blind zijn, en onze ogen openen, zien we dat de Nederlander vandaag nog steeds in het roze rijdt. Zodra wij vrij zijn, wint hij morgen de Giro. Zelfs als hij afstapt.