Ik vind fietsen fijn, maar mijn rollende vriend is niet de reden dat ik me graag op bergtoppen positioneer. Dit is ook zonder tweewieler de plek waar ik me glorieus voel. Het heeft alles te maken met mijn ondefinieerbare wilskracht: het vuur in me dat me met kriebelende warmte laat weten waar ik heen wil. Geen argumenten, maar vonken bepalen mijn weg. Dat is de roes. Dat is het moment. Dat ben ik. Ik identificeer me niet met mijn lichaam, maar met het vuur in me. Ik laat de vlammen mijn verschijning oordeelloos leiden.

Zo sta ik open. Dat maakt me immens gevoelig voor… voor alles. Ik ben gevoelig. Ik ben gevoelig voor het vuur in mij. Ik ben gevoelig voor de vuren in andere lichamen. Want voor de vlammen die ik beschrijf is de huid de grens niet. De vonken stralen en zijn altijd en overal. Bij mensen die niet luisteren naar hun kriebelende warmte – die met hun ziel onder hun arm lopen – en doen omdat ze DENKEN dat ze MOETEN, vaak zonder het zelf te beseffen, dooft mijn vuur met hun vlam mee. De onrust en neerslachtigheid voelt aan alsof er een emmer water overheen is gegooid. Zij sissen. Ik voel hun sissen. Ik sis.

De natuur zit eveneens vol vonken. Maar de natuur denkt niet. De natuur denkt niets te moeten. In de natuur zit geen onrust of neerslachtigheid. De natuur is puur. Alles in de natuur staat per definitie in bloei, in vuur en vlam. De zee, de bossen, de dieren, ze dragen een ongelimiteerde lading kriebelende warmte met zich mee. In mijn beleving komt alle energie samen op de top van een berg. Op deze plek ervaar ik telkens zoveel vuur dat iedere piek een permanent uitbarstende vulkaan lijkt. Op deze plek ga ik steevast in vlammen op. In het nummer Wit Licht zingt Marco Borsato dat hij in de bergen is geboren. Het klopt. Dit is de reden. Hier ben ik wat ik ben.