Het is oktober 2015. In de maanden hiervoor heb ik la Route des Grandes Alpes gefietst, mijn inboedel verkocht en een bus aangeschaft. Na wat klussen staat er een bed en een gasstel in de cabine. Ik woon op vier wielen. Gisterenavond ben ik uitgezwaaid door m’n vader en het televisieprogramma Jan Rijdt Rond. Zo is ook deze wil mijn weg geworden. Sinds het besef dat mijn intrinsieke motivatie me tot flow leidt, keek ik ernaar uit om elke seconde van de dag op basis daarvan in te vullen. Ik wilde al mijn keuzes maken aan de hand van m’n onderbuikgevoel. Leven per kwartier, noemde ik het gekscherend. Het was mijn beoogde ideaal. Sommigen in mijn omgeving waren dolenthousiast; anderen verklaarden me voor gek. Niemand begreep mijn bovenstaande reden, maar ik wist dat mijn intuïtie me gelukkig zou maken. Daarom reed ik weg, mijn weg op.

Het regent pijpenstelen in Dijon. Ik sta op een marktplaats in de Franse mosterdstad en het weer weerspiegelt mijn gemoedstoestand. Ik heb Nederland nog geen 24 uur geleden gedag gezegd en de tranen komen met bakken uit m’n ogen. Een enkele druppel staat voor bevrijding. Zoals gepland ben ik verlost van alle verwachtingen en verplichtingen. Niets moet. Niet meer. Ik heb geen doel, geen streven, geen omkijken, geen idee, geen bucketlist, geen gisteren en geen morgen. Alles heb ik verwijderd. Mijn hoofd is leeg. Ik ben blanco. Iets anders dan hier is er niet. Ik sta versteld van het fabuleuze gevoel dat loslaten me geeft. Onwaarschijnlijk. En toch druipt het meeste vocht over mijn wangen vanwege radeloosheid. Want wat ga ik doen zonder verwachtingen en verplichtingen? Hoe leef ik zonder doel? Wat is mijn intrinsieke motivatie? Hoe luister ik er elke seconde van de dag naar? Wie ben ik? Wat wil ik? – Ik had m’n eigen leegte gecreëerd, en was er direct in verdwaald geraakt.

Na een paar uur snikken en snuiten, start ik de motor van m’n auto. Ik ronk naar een McDonalds om wifi te scoren. Waarom weet ik niet, want het verdriet is te vers om er een verhaal over te schrijven. Zonder blog heb ik geen reden om in een fastfoodrestaurant plaats te nemen. Toch ga ik. Het voelt gewoon zo. Ik doe het gewoon zo.

Ik open mijn laptop, internet ook en start met typen. Althans, mijn vingers starten met typen. Ik weet nog steeds niet wat ik in de McDonalds aan het doen ben. Voor ik het weet staat er “Boeddhistisch klooster Bordeaux” in de balk van de zoekmachine. Ik druk op enter, stomverbaasd. Ik zie niet in waar die woorden vandaan komen. Ik ben nog nooit met het boeddhisme in aanraking geweest. Nog nooit heeft iemand mij iets over een dergelijk klooster verteld. Laat staan in Bordeaux. Ik heb geen enkele aanleiding om naar die specifieke plek te zoeken. Ik snap er geen jota van. Maar het gebeurt. Ik doe het. Ik zie het m’n lichaam doen. Met resultaat. Ik vind de website van een Boeddhistisch klooster vlakbij Bordeaux: Plum Village. Bon.

Op de pagina van Plum Village lees ik over “happiness” en “living in the now”. Ik lees hoe monniken en nonnen hun leven wijden aan oefeningen die in het teken staan van zijn in het hier en nu. Ik lees dat de broeders en zusters iedereen verwelkomen op hun terrein om de kracht van het hier en nu samen te ervaren. Nog steeds heb ik geen flauw benul wat mij op dit spoor heeft gebracht, maar de vlammen van het vuur in me dansen alsof ze een pilletje hebben geslikt. Daar is dus geen pilletje voor nodig. Mijn lijf schreeuwt dat dit is wat ik wil. Ik wil het hier en nu ontdekken. Ik wil weten hoe mensen leven zoals ik wil leven. Ik wil naar het klooster. Ik weet dat ik daarheen moet. Ik voel het gewoon. Ik wil niets liever. Totdat ik lees dat ze aanstaande vrijdag beginnen met de voorbereidingen op de winterretraite en daarom twee weken sluiten. Ik lees dat een week in retraite van vrijdag tot vrijdag duurt, en het is dinsdag. Jammer, maar ik jammer niet. De wetenschap dat er mensen zijn die mij begrijpen, geeft me een ongekende lading positieve energie. Met opgeheven hoofd verlaat ik de grote gele M.

Ik besluit zo ver mogelijk weg te rijden van de treurende wolken, naar Portugal, en ooit op de weg terug een bezoek te brengen aan de broeders en zusters nabij Bordeaux. Na een korte tussenstop bij mijn surrogaat opa en oma in de omgeving van Clermont-Ferrand laat ik m’n navigatie een route richting de Algarve berekenen. De te volgen blauwe lijn op het apparaat stuurt me over snelwegen. Daar heb ik geen zin in. Ik verwijder ‘m van mijn dashboard en geef m’n intuïtie de controle over het stuurwiel. Mijn ondefinieerbare wilskracht is de chauffeur. Letterlijk dit keer. Ik passeer gehuchten, doorgaande wegen, plattelandsweggetjes en, na honderden kilometers aaneen aanpielen, een verkeersbord met de tekst “Thenac 2”. Mijn mond valt open. Ik frons mijn wenkbrauwen zo dat m’n hoofdhaar ervan overeind gaat staan. Met een ongegeneerde “god miljaar” laat ik mezelf weten dat dit aangenaam toevallige moment het aangenaam toevallige moment in de McDonalds overtreft. Ik realiseer me niet wat er gaande is. Ik sla wel af, richting Thenac. Dat is namelijk de plaats waar Plum Village zich bevindt.

Het is woensdagavond rond zessen. De nacht valt. Immer verstomd van verbazing vind ik een pikdonkere parkeerplaats op steenworp afstand van het monastische terrein. Het lijkt allemaal niet echt te gebeuren. Ik kijk wel door m’n ogen, en weet dat is wat is, maar ik zou evengoed kunnen dromen. Ik kan me de middag vol tranen nog als de dag van gisteren herinneren, omdat het praktisch gisteren gebeurde. En nu slenter ik zowaar op een voor mij onbekend en totaal afgelegen gebied door het zwart op zoek naar licht. Licht dat ik nergens kan vinden. Heel comfortabel voel ik me niet. Het is zo donker dat de gebouwen verlaten lijken. Misschien zijn de monniken en nonnen twee dagen eerder met hun voorbereidingen begonnen. Misschien zijn ze daarom op vakantie en is er niemand meer aanwezig. Weet ik veel. Misschien is deze hele happinening gewoon stom toeval en kan ik beter doorrijden. Ja, ik rij door. Ik staak m’n zoektocht. Ik loop terug naar de wagen en zeg hardop tegen wat het horen kan: “Oké. Als er iets is dat mij hier wil hebben, dan moet er nu iets gebeuren. Want ik sta op het punt te vertrekken.”

Met nog enkele tientallen meters voor de boeg, zie ik de contouren van m’n bus. Op hetzelfde moment hoor ik het gekraak van kiezels. Het zijn voetstappen, niet van mij, en ze komen dichterbij. Voordat ik me überhaupt besef wat dat zou kunnen betekenen, ontdoet een broeder zich van de duisternis. Het klooster is achter me, en hij loopt me van voren tegemoet. Was hij tien seconden eerder of later, dan waren we elkaar finaal misgelopen. De Aziatische jongeman vraagt me wat ik kom doen, of ik wat te eten wil, en te drinken, en een bed. Ik sta met zoveel tanden in m’n bek dat ik niets kan zeggen. Ik knik van aangenaam toeval. Holy moly. Ik laat hem me de weg naar binnen wijzen. De broeder toont me de deur.

De broeder toont me de deur naar de dinerzaal. Daar begeef ik me plotseling tussen tientallen monniken in nobele stilte aan een lange eettafel. Van de regen naar de Mc, naar de wegen binnendoor, naar Plum Village, naar een maaltijd met boeddhisten. Mijn hoofd kan het niet volgen, terwijl ik m’n flow volg.

Een Nederlandse jongeman gekleed in een bruin kleed vertelt me na het avondmaal iets over een bijeenkomst in de meditatiehal. Ik laat me met de wind meewaaien en beland bij een ‘sharing’, waarbij eenieder plaatsneemt in een cirkel en aandachtig luistert naar elkaars openhartige verhalen. Ook ik deel. Ik vertel over la Route des Grandes Alpes, het verkopen van m’n inboedel en de aanschaf van mijn bus. Ik laat weten dat ik heb gehuild, terwijl ik eindelijk ben waar ik zo graag wil zijn. Ik spreek uit hoe blanco ik ben. Ik geef aan dat ik verdwaald ben in de leegte. Ik voel me alleen. Denk ik.

Ik denk dat ik alleen ben. Ik denk. Eenzaamheid blijkt een creatie van m’n hoofd. Want binnen no-time vervang ik de tweede ‘l’ in ‘alleen’ door een spatie. Er zit iets in me waardoor ik met alles en iedereen in contact sta. In de leegte ben ik verbonden met mezelf en mijn omgeving. Ik voel het. Ik weet het. Het is die totale connectie die aangenaam toeval mogelijk maakt. Ik ben ‘al één’.

Driekwart jaar geleden reageerde aangenaam toeval direct op m’n radeloosheid door me naar Plum Village te brengen. Aangenaam toeval kon dat doen, omdat ik het toeliet. Destijds was ik zo overweldigd door de samenloop van omstandigheden dat ik m’n beleving onmogelijk kon verwoorden. Of, eerlijk gezegd: ik durfde het niet te verwoorden. Want de overtuiging dat iedereen me moest begrijpen, en aardig moest vinden, zat nog vast in m’n hoofd. Nu niet meer. Bovendien heeft m’n intuïtie me momenteel voor de derde keer aangenaam toevallig naar de vredige plaats geleid. Ik verblijf enkele dagen in Thenac en keer daarna terug naar de Ardèche. Zodra de tijd er klaar voor is, deel ik meer over mijn bevindingen met betrekking tot dit onderwerp en deze plek. Met een nederig dankgebaar voor het lezen van mijn ervaringen tot zover.