M’n telefoon gaat twee keer over. Daarna blijft het stil. Oproep gemist. Het is Tim, een vriend die ik broeder noem, die er eerder dit jaar niets voor voelde om mee te schrijven op Gespleten asfalt omdat zingen zijn weg is, die zijn flow met z’n vocalen deelt, die met twee keer trillen laat weten dat hij me wil spreken. Ik bel hem terug. Na een “Haaa Henk” van de ene kant en een “Goeien dagschotel” van de andere, volgt er een vloedgolf aan geouwehoer in plat Tilburgs. Tussen de onverstaanbare zinnen door liggen we dubbel van het lachen. Zelfs het gegier van Tim klinkt als Roy Donders. De humor is zo simpel, zo droog en zo raak. Middenin een slappe lach en met tranen in m’n ogen onderbreekt mijn maat de meligheid: “Zin om vanavond Reiki te klappen?” Ik geniet van z’n nuchtere kijk op het leven. Ook van zijn resolute switch van lolbroek naar standje semi-serieus. Over een reactie op z’n vraag denk ik niet na. “Uiteraard,” antwoord ik. “Van tien tot kwart over tien?” opper ik vervolgens. Tim gaat akkoord. We hangen op.

Reiki is de naam voor het overdragen van levensenergie. Die termen heb ik niet verzonnen. Ik gebruik die termen ook niet. In mijn woorden ben ik – in mijn lichaam – een gevoelsmatig vuur, een ondefinieerbare wilskracht, ongrijpbaar en vol vertrouwen, en stelt een intuïtieve focus me in staat om de warmte te verspreiden en andermans vlammen aan te wakkeren. Superfocus op een persoon, zoals ik dat ook op een moment of fiets doe. Zoals ik dat leef. Dat is het. Dat superfocus op een persoon Reiki wordt genoemd, maakt niet uit. Want waar het bij Reiki absoluut niet om gaat, is de vorm. Het gaat om allesbehalve de vorm. Met Reiki kan ik laten ervaren wat ik daarmee bedoel.

Om 21.54u neem ik plaats op een kledingkrat in m’n bus en ontsteek ik een waxinelichtje. Ik start een geluidsopname van een rivier om mijn concentratie wat te stimuleren. Daarna teken ik de naam van Tim en een aantal symbolen op mijn handpalm, met dezelfde reden. De setting werkt sfeerverhogend, maar is in feite overbodig. Om het vuur te verspreiden is namelijk maar één ding noodzakelijk: mijn oprechte intentie. Om de warmte te ontvangen is eveneens maar één ding noodzakelijk: een oprechte intentie.

Een oprechte intentie wil zeggen dat er totaal geen extrinsieke motivatie is om het te doen. Het hoeft voor niemand. Zelfs niet voor mezelf. En er is geen oordeel. Het is niet raar, gek of mysterieus. Ook niet cool, briljant of bijzonder. Het is gewoon zoals het is en de enige reden van handelen is een gevoel van binnen. Intrinsieke motivatie. Zodra dat gevoel er in al z’n puurheid mag zijn, en mijn hoofd – door dat gevoel al mijn aandacht te geven – oordeelloos blanco is, dan is het verspreiden van vuur een fluitje van een cent. Zelfs van de Mont Ventoux draadloos naar Tilburg.

Met de oprechte intentie het vuur met Tim te delen, sluit ik mijn ogen. Ik denk niets. Ik denk zelfs niet dat ik niets mag denken. Ik ben leeg. Of vol. Eigenlijk is dat onderscheid er ook niet meer. In de vuurzee bestaat onderscheid niet. Onderscheid bestaat niet. Nog geen halve minuut later beginnen mijn handen te gloeien alsof ik skihandschoenen aan heb. Ze voelen statisch. De tinteling trekt spelenderwijs door naar m’n onderarm en bovenarm. Iets stroomt er door mijn ledematen heen. Het streelt me onderhuids. Hetzelfde gebeurt vanaf m’n voeten tot mijn heupen. De vonken van de vlammen kietelen me. Het een en ander trekt samen in m’n gezicht. Het lijkt erop dat de plooien van m’n gelaat een andere gedaante aannemen. Ondertussen zit ik nog steeds doodstil in m’n woonwagen met een harmonieuze rivier op de achtergrond. De ervaring duurt een kwartier. Ik zou Tim kunnen zijn als ik mijn ogen open. Zo weinig onderscheid neem ik waar. Maar nee, enigszins gedesoriënteerd blijk ik me na de sessie nog steeds in m’n eigen lichaam te bevinden. Met oprechte intentie verbreek ik de connectie. Ik ben mezelf, vuur. Ik weet het. Ik lach.

Tim belt. Oproep gemist. Ik bel Tim. “Istieee,” zegt ‘je suis’ op André van Duin-achtige wijze. Tim vertelt me opgetogen over zijn beleving. De rivier van warme tintelingen die hij door z’n armen en benen voelde stromen, een aanwijsbare plek in z’n hoofd waar iets gebeurde en de serene gemoedstoestand waarmee hij me nu aan de telefoon heeft. Tim lag op bed, en was in staat om om zich heen te kijken, maar meer dan waarnemen was onmogelijk. Tim ‘was’ gewoon, gedurende vijftien minuten. Tim staat in de fik. Het vuur brand daar waar ik het aanstak. Ik voel me precies als hem. Na een aantal humoristische kreten van weerszijden herinner ik Tim eraan dat we in januari ‘aangenaam toevallig’ op dit fenomeen stuitten. Inmiddels weten we het weer. We zijn ervan doordrongen. Dat dit bijna 30 jaar voor ons verborgen is gehouden… Bizar. Reiki klappen. Lekker man. We lachen er eens te meer om.