Verbijsterd. Als door de bliksem getroffen. Simpelweg stomverbaasd. Ik zie Koen nog kijken. Hij sprak geen woord, maar de blik in zijn ogen zei des te meer. In de maand dat mijn fiets afgelopen winter in la Plagne stond, ben ik veelvuldig op en neer naar het dal gefietst. De toestand waarin ik boven kwam, was altijd hetzelfde: leeg, stuk en kapot. Ik stierf elke keer. Koen is me voorbij gereden in de auto toen ik me de vernieling in reed. Op de top kon hij me opvegen. Ik voelde me als een marionet zonder touwtjes. Ik kon niets meer. Telkens als ik in die toestand de top bereikte en Koen zag, zag ik zijn mond open vallen. Niet omdat ik mezelf voor de zoveelste keer toegetakeld had, maar vanwege het enige wat ik nog wel kon nadat ik gestorven was: glunderen.

Koen was mijn collega in la Plagne. Zonder fiets. Het was niet eens zo dat ik mezelf tot het uiterste dreef tijdens de beklimming. Het was de weg omhoog die me verplichtte tot het uiterste te gaan. Koen hoefde niets te zeggen om te laten blijken wat hij dacht als ik weer eens achterstevoren op mijn tweewieler naar boven beukte. Met even zo grote bewondering als verbazing vroeg hij zich af wat ik eigenlijk aan het doen was. Waarom fietste ik mezelf zo naar de Filistijnen? Hoe kon ik mezelf dat überhaupt aandoen? Wat was de betekenis van die grijns op mijn gezicht nadat ik totaal futloos boven was gekomen? Ik denk dat het voor iemand zonder dergelijke fietservaring moeilijk te begrijpen is waarom een fietser die pijn opzoekt; wat er zo mooi is aan sterven in het zadel.

Pijn is fijn. Een leuke uitspraak om aan te denken als je lijdt, maar het slaat natuurlijk nergens op. Pijn is niet fijn. De top van een berg bereiken wel. Erg fijn zelfs. Blijkbaar is pijn een onderdeel van de weg naar voldoening. Lijden is een onderdeel van fietsen. Voor mij draaien al die kilometers afzien echter niet alleen om de prestatie, niet alleen om het bereiken van die top. Als vanzelfsprekend krijgt de foto waarop ik poseer met het bordje van de hoogte van de berg meer waarde als ik me het snot voor de ogen moest rijden om daar te komen. Zelfs als ik nog met snot voor mijn ogen op die foto sta. Maar de prestatie op zich is niet de reden dat ik sterf in het zadel.

Door te sterven in het zadel voel ik dat ik leef. Het is de onmenselijke prestatie die me mens doet voelen. Als ik mijn longen binnenstebuiten blaas terwijl ik omhoog kruip, ervaar ik de kracht van zuurstof als ik tot stilstand ben gekomen. Als ik, als een zeilboot met tegenwind, zigzaggend boven kom, besef ik dat ik niet altijd de kortste weg hoef te volgen om mijn doel te bereiken. Als ik mijn fiets bij aankomst als rollator moet gebruiken omdat ik anders door mijn benen zak, voel ik hoe fijn het is om me vrij te kunnen bewegen. Als ik in het zadel gestorven ben, weet ik dat niets me kan weerhouden om te leven.

Laat mij maar glunderen…