Ik heb in Spanje meer vrienden dan op Facebook. De meeste inwoners zijn nog niet klaar met werken als ik naar bed ga en met twee woorden Spaans kom ik ook niet ver bij de mensen die ik wakker maak tijdens hun siësta. Maar dat kan ook komen omdat ik ze wakker maak tijdens hun siësta. Als ik een menukaart in het Spaans voor me zie, heb ik het idee dat ik moet kiezen tussen bami en nasi. Ik heb hetzelfde idee als er Spaans tegen me wordt gesproken. Toch vinden veel Spanjaarden me wel aardig. Toeval of niet, met mijn meeste amigo’s heb ik geen woord gewisseld.

Ik hoef niet eens op ‘toevoegen’ of ‘vind ik leuk’ te klikken om wederzijdse waardering op te eisen. En de Spanjaarden die ik bedoel hebben er geen moment aan gedacht om mijn denkbeeldige vriendschapsverzoek te negeren. Binnen enkele seconden ontstaat oprecht ontzag voor de ander en ik voel dat de ander hetzelfde denkt over mij. Het is een sterke band, ook al zien we elkaar binnen no-time nooit meer. Dat gevoel krijgen de meeste mensen in nog geen jaren bij me los. Een simpele, zelfs wat krampachtige knikkende beweging, dat is het geheim.

Gekscherend noem ik andere wielrenners ‘vrienden’, maar eigenlijk is dat zo gek nog niet. Ik weet wat het is om te fietsen, om op twee wielen te genieten en te sterven. Iedere fietser beleeft dezelfde weg op een andere manier, maar elke andere manier heeft overeenkomsten. Wielrenners weten wat wielrenners voelen. Na het poseren op de top van de Angliru met een peloton Facebookloze Basken wist ik het zeker: knikken op de racefiets maakt me bevriend met de hele wereld.