Eigenlijk is het van de zotte dat profkoersen voor 19.00u op televisie te zien zijn. De zenders nemen de moeite niet eens om kijkwijzericoontjes weer te geven. Niet dat ik daar rouwig om ben, overigens. De voorjaarsklassiekers zijn wielerporno in z’n hardste vorm en ik lig er wekelijks languit voor in de woonkamer. Was ik een vrouw, dan zou ik van m’n stoel glijden. Maar dat ben ik niet. Ik kijk gewoon met een spaak in m’n broek. Eerder dit seizoen was mijn libido niet opgewassen tegen het woest aantrekkelijke wedstrijdverloop van Gent-Wevelgem. Ik bereikte mijn hoogtepunt ver voor de finale, maar de stimulatie bleef tot aan de streep. Ik wist niet waar ik het zoeken moest. Gisteren overtrof Parijs-Roubaix die climax. Man, wat was ik hitsig.

Als vanzelfsprekend deed de Hel van het Noorden veel stof opwaaien. Dat uitte zich met name in de hypothetische verslaglegging vanaf het moment dat er gereden (lees: bereden) werd. Gebaseerd op diepgeworteld verlangen passeerde het ene na het andere droomscenario de beeldbuis. Het was ’t bewijs dat er niets zo lustopwekkend werkt als de verbeeldingskracht van de mens. Ik deed er schaamteloos aan mee. Uit volle borst scandeerde ik de namen van mijn persoonlijke favorieten zodra er een ’n gaatje dichtte of met machtige halen van achteren kwam.

Afgelopen jaren was ik doorgaans zo begeistert dat ik dacht zelf onderdeel te zijn van de orgie. Als ik me op mijn zevende had aangesloten bij de plaatselijke wielervereniging en me vandaag de dag als vanzelfsprekend had ontpopt tot onbetwiste kasseienkoning – zo hield ik mezelf voor – dan ging ik erop en erover, dan trok ik door als het stil viel, dan stak ik ‘m er op het juiste moment tussen en maakte ik het af met mijn tong op het asfalt. Die inspanning bleef me gisteren bespaard. Parijs-Roubaix deed het ditmaal zonder mij. Dat was fijn.

Momenteel fiets, eet en slaap ik zoals de mannen voor de camera. Ik leef als een prof. Dat klinkt romantisch. Of erotisch, om in termen van dit verhaal te blijven. Maar ik ervaar het als een onvoltooid vluggertje. Als een one night stand die voortkomt uit een overdadige hoeveelheid alcohol en waarbij de drank de daad in de weg zit. Als een wip die je enkel ondergaat omdat degene naast je zin heeft en niet stopt met zeiken voordat er behoeftes bevredigd zijn. Vooral zoals die laatste. Ik voel geen romantiek bij systematisch pedaleren, bij wielrennen omdat het moet.

De Hel was het eerste nummertje dat ik bekeek sinds ik me daar bewust van ben. Sinds ik me er ook bewust van ben dat ik me daardoor nooit van m’n leven tussen de kleppers van het peloton had kunnen laten zien. Ik had nooit beroepsrenner kunnen worden. Die berusting maakt dat ik me de wanhopige vraag ‘wat als ik…?’ niet meer stel in de beslissende fase van de race en zorgt ervoor dat ik de onverzettelijke goesting en grinta van de smaakmakers des te meer bewonder. In aanloop naar la Route des Grandes Alpes ontwikkelt zich zodoende een immens respect voor alle koppen die het profpeloton rijk is. De koers is selectief en heerlijk. Mocht je me aanstaande zondag zoeken, dan weet je me te vinden: op m’n stoel voor het kastje, afgestemd op de 18+ kanalen Sporza en NOS. Met een spaak in m’n broek.