Maart was een zware maand. Gaandeweg de voorbereiding op la Route des Grandes Alpes ben ik verschillende obstakels tegengekomen en ik wist ze stuk voor stuk soepeltjes te pareren. Zo ben ik op basis van trainingsschema’s gaan fietsen, noteer ik alles wat ik in m’n mond stop, heb ik mezelf langzaam maar zeker volledig onttrokken aan de buitenwereld, plan ik overdag uren in om op bed te liggen en staan alle acquisitie-gerelateerde activiteiten in de koelkast. Ik heb er een voor een mee leren leven, maar sinds maart komt alles tegelijkertijd op m’n pad. Ik merk dat ik daardoor geen energie meer heb om me met andere zaken bezig te houden dan wielrennen, eten en slapen. Ik probeerde het toch. En brak. De chaos was zo gigantisch dat het me deed denken aan een gymles op de basisschool. Al die hindernissen in één ruimte, in dit geval mijn hoofd. Maart was een 31-daagse apenkooi.

Volgens bewegingswetenschapper Jim van den Berg is het een voorbode voor het komende kwartaal: “Er zijn een hoop profwielrenners, maar er zijn tien keer zoveel coureurs met dat talent. De enige reden dat er zoveel zijn als dat er zijn, is omdat de rest het niet trekt.” Ik volgde hem in zijn verhaal en gaf aan dat die luidruchtige prikkels in touwen en klimrekken soms lastig te controleren zijn. “En daarom is jouw voorbereiding zwaarder dan jouw doel,” sprak de wielercoach van Robic bloedserieus. “Jij moet doen wat veel getalenteerde renners nekt. Je let op je voeding. Je leeft geïsoleerd. Je sessies worden langer en intensiever. Je focus staat op niets dan rusten, eten en fietsen. Je leeft niet meer als feel-good-fietser, maar als prof. Houd je dat vol?”

Die paar zinnen kwamen binnen. De vraag ook. Het grut in de gymzaal was er muisstil door geworden. Net zo stil als het was aan de telefoon. Ik geloof dat alles kan met passie als drijfveer. Ik voel dat het zo is. Dus ja, dit komt in orde. Volgens m’n Strava staat de teller in 2015 op 150 zadeluren en ik kan me niet herinneren dat ik één keer met tegenzin op m’n tweewieler gekropen ben. Deze droom heeft een immense impact op mijn leefpatroon. Dat heb ik onderschat, klopt. Maar ik leef ‘m wel, en dat is briljant. De toekomst zal mijn overtuiging bevestigen. Ik krijg het spelletje apenkooi steeds beter onder de knie en heb zin om me de komende maanden in de dolle boel te laten gelden. Mijn antwoord op Jim: “Absoluut.”