Stel je voor dat fietsen zo onbevattelijk fijn is, omdat de monotone beweging je in een gedachteloze roes brengt. Dat de roes ontstaat omdat je je verstand op nul zet en je kop leeg trapt. Omdat je niet denkt. Stel je voor dat het bezwete lichaam dat je na afloop in de spiegel ziet niet is wie je bent, maar dat de echte jij die roes is. Dat het hemelse gevoel in je lijf verankerd zit en je het kan ervaren door de juiste focus. Een focus die op de fiets juist is. Stel je voor dat je van jongs af aan hebt leren focussen op het verkeerde, op iets waar je die roes niet van krijgt, op iets waar je jezelf niet door bent, op gisteren en morgen, op beredeneren, en dat je tegenslagen ondergaat omdat jouw roes gehoord wil worden. Dat struggles blijven komen totdat je jezelf eraan overgeeft. Dat het vervolgens ineens mogelijk blijkt om de roes niet alleen te fiets te ervaren, maar altijd.

Stel je voor dat de roes – jij – een lichaam draagt dat je ‘ik’ noemt, terwijl jij dat dus eigenlijk niet bent. Stel je voor dat iedereen zo’n roes is, dat elke roes met elkaar verbonden is, dat er eigenlijk maar één roes is, ook al zie je ieder mens als afzonderlijk. Dat ik dus ben wie jij bent, jij bent wie ik ben, en wij allemaal één zijn. Stel je voor dat dit onvoorstelbaar is met de logica van je hoofd, maar dat je het ontegenzeggelijk begrijpt zodra je het ervaart. Dat de roes met je verstand niet te snappen is en dat je er daarom enkel op kan vertrouwen. Stel je voor dat alles vanzelf gaat zodra je stopt met beredeneren, forceren, en start er onvoorwaardelijk op te vertrouwen.

Stel je voor dat iedereen in staat is z’n roes te zijn, ook zonder fiets. Stel je een wereld voor waarin iedereen leeft vanuit de eenheid van de roes. Stel je voor… Stel je voor dat je jezelf niets van deze tekst hoeft voor te stellen, omdat het zo is.