Het bovenlijf van Lucky Luke met de benen van de Hulk. Ik weet niet eens meer of wielercoach Jim van den Berg met die vergelijking aan kwam zetten of dat ik het geopperde ideaalbeeld zelf zo interpreteerde. Het was in ieder geval de strekking van zijn verhaal toen ik hem vorige maand via Skype sprak over mijn progressie en prognose met oog op la Route des Grandes Alpes. Inmiddels ben ik vier weken verder in de voorbereiding en kijk ik nog steeds met wanhoop naar het torso van de vliegensvlugge cowboy. Door gebrek aan zon heb ik de uitdaging nog niet aan kunnen gaan, maar momenteel zou ik het afleggen tegen mijn schaduw.

“Zin in een koekje?”
“Nee dankje,” antwoord ik vastbesloten.
“Je weet hoe lekker ze zijn…”
Een fractie later plakken de stroopwafelkruimels aan mijn gehemelte en druipt de caramel tussen mijn tanden door over m’n tong. Nomnom. Een oraal orgasme.

Het ligt niet aan mijn kennis over eten. Ik ken het verschil tussen koolhydraten, eiwitten en vetten en kook voedzaam met m’n ogen dicht. Frappant aan de bovenstaande dialoog is dat er niemand anders bij betrokken is. Ik ben in gesprek met mezelf. En dat is het hele eiereten. Alleen de gedachte aan een potentiële smaakexplosie maakt me al zo impulsief dat mijn handen grijpen, mijn mond opent en mijn tanden klapperen zonder dat ik besef waar ik mee bezig ben. Het speknekt me. Ik zou mezelf overigens tekort doen als ik de jongeman in de spiegel zou karakteriseren als een combinatie van de Hulk en Barbapapa. Helaas. Als ik dat vormloze schepsel zou zijn, had ik me in een handomdraai kunnen veranderen in Lucky Luke.

Het zit zo: 1 kilo 1000 meter omhoog sjouwen, kost net zoveel energie als 1000 kilo één meter omhoog sjouwen. Dat vertelt Joost in Bert Wagendorps boek Ventoux. Joost mag het weten. Ik weet dat het niet te doen is. Laat staan meerdere kilo’s 16000 meter de lucht in. Dat is namelijk het aantal hoogtemeters dat ik overbrug met la Route des Grandes Alpes. Volgens Jim moet ik – gezien de verhouding lichaamsbouw en vetpercentage – in staat zijn 76 kilo te wegen als ik eind juni begin aan de monstertocht in het zuidoosten van Frankrijk. Ik sta dan ongezond strak, maar gewicht kan nu eenmaal de doorslaggevende factor zijn. Toen ik de bewegingswetenschapper van Robic vorige week aan de lijn had, woog ik 80.5 kilo. Na drie maanden trainen ben ik 1000 gram verloren. Daarom kan ik Lucky Luke wel schieten.

Toch ziet de toekomst er rooskleurig uit. Toen ik de wielercoach over mijn zorgen vertelde, kwam hij met de meest eenvoudige methode om mijn impulsiviteit te remmen: elke dag exact noteren wat ik naar binnen stop. Mijn eetpatroon zou zo confronterend zijn, en totaal in conflict met mijn doelstelling, dat ik sindsdien elke overbodige hap met m’n lasso vang en zonder overpeinzingen achter de tralies zet. Nu keldert het getal op de weegschaal met de dag. Het is een kwestie van goed eten, goed trainen en goed schrijven. Die opgave klinkt zo mooi dat ik er mijn mond vol van heb.