September 2014. Elke wielrenner heeft een aantal bergen op z’n verlanglijstje staan. Hoog, lang, steil, de een nog uitdagender dan de ander. In gedachten zijn de wegen van die spraakmakende cols al tientallen keren beklommen, maar in werkelijkheid is het telkens weer passen en meten om er überhaupt één af te vinken. Een to-do lijst met hellingen begint bij een hunkering, en daar blijft het veelal bij. Maar het kan anders. Robbert en ik trokken er in september 2014 op uit met een camper om onze top 10 to-do bergen te bestormen. In 28 dagen zagen we half Europa, want de Mont Ventoux, de Pico de Veleta, de Alto de Velefique, de Col de la Bonette, de Col du Grand Saint-Bernard, de Passo del Mortirolo, de Passo dello Stelvio, de Passo di Gavia, de Montze Zoncolan en de Grossglockner stonden in die volgorde op het programma. Een wielerdroom werd werkelijkheid.

Bergbestormers

Bergbestormers

GOEDE MORGEN!

Toen ik wakker werd lag ik met mijn hoofd in m’n sporttas. Beduusd na een onrustige eerste nacht in de Ford Transit had ik geen flauw idee waar ik me bevond. Pas na enkele tientallen seconden besefte ik dat mijn kussensloop nog niet uit sokken en ondergoed bestond toen ik in slaap dommelde, maar ik was te slaapdronken om direct iets met die conclusie te doen. Toch kwam ik overeind, en stootte mijn hoofd. Met grote ogen tuurde ik tussen de sterretjes door over mijn dekbed naar het voeteneind van mijn matras. Ik lag in een cabine die leek op een luxe doodskist: twee keer zo hoog en vier keer zo breed.

De zoektocht naar m’n kussen eindigde in een andere ruimte. Ik vond ‘m in de keuken, een meter onder me. Nadat ik met mijn bovenlichaam van het matras af hupte en ondersteboven naast het fornuis hing, besloot ik direct een potje havermout in elkaar te draaien. Voor een smaakvol ontbijt op bed had ik immers geen vijfsterren hotel nodig. Terwijl ik – op m’n kussen – een lepel van het hemelse goedje naar binnen stopte en mijn gehemelte veranderde in een discotheek waar m’n smaakpapillen swingden alsof ze auditie deden voor een remake van de kaskraker Saterday Night Fever, ramde Robbert luidruchtig de zijdeur van het voertuig open.

Eerst klonken er wat kreten waaruit bleek dat m’n fietsmaat het naar z’n zin had. “Ik moet hier omhoog,” riep hij vervolgens opgewonden. Het kwartje viel bij mij. Ik gooide m’n bak met dansmuziek opzij en opende de luiken van m’n kist. Toen ik naar buiten keek, sloop er een rilling van mijn kruin naar het puntje van mijn tenen. Kippenvel all over the place. We hadden er lang op gewacht, maar nu was onze ultieme fietsreis écht begonnen. Ik werd namelijk wakker op de Mont Ventoux.

8000 KILOMETER

Ver voor vertrek verzamelden Robbert en ik afzonderlijk van elkaar tien bergen die we nog nooit hadden beklommen. Bergen waar we spijt van zouden hebben als we op ons sterfbed moesten toegeven dat we het asfalt naar boven er niet met eigen benen hadden ervaren. Beide lijsten combineerden we tot een gezamenlijke top 10 en het resultaat mocht er wezen. Op dat moment stonden we er niet bij stil dat het ons 8000 kilometer in de camper kostte alvorens we volledig voldaan terug in Nederland zouden zijn, maar dat was sowieso bijzaak. We wilden een onvergetelijk avontuur, en dat kregen we.

Overigens kregen we de brandstof voor de camper nergens gratis. Ook niet als we de pomphouders vertelden dat we Robbert en Eric waren en middenin een overweldigende roadtrip zaten. Maar de diesel was tevens onze enige noemenswaardige kostenpost. De compacte keuken in de vierwieler, uitgerust met koelkast, gasfornuis en watertank, zorgde ervoor dat we altijd en overal warme maaltijden konden bereiden en met twee aparte slaapplaatsen hoefden we geen hotels te boeken om de nacht door te komen. We lieten zelfs de campings links liggen. Toegestaan of niet, in totaal sliepen Robbert en ik slechts vier keer tussen de tenten en gedurende de andere 24 dagen is er geen politieman geweest die ons op de bon wilde slingeren wegens wildkamperen. Ook niet op de Mont Ventoux.

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

Culinair

De kale berg beklommen we die dag drie keer en daarmee was de toon gezet. Iedere dag op twee wielen zou een loodzware worden. Met zuur in de benen kropen we de volgende morgen voor zonsopkomst achter het stuur om koers te zetten richting de Sierra Nevada in het zuiden van Spanje. Onder het mom van ‘nu we er toch zijn,’ belandden we in de namiddag met een ommetje in de Pyreneeën. Op de top van de Col du Soulor liet Robbert zich van zijn culinaire kant zien door een enorme stapel pannenkoeken te serveren. Vervolgens toastten we op een bovenaardse dag in het maanlandschap en op de hoop de dag erna een van de nabijgelegen flanken als extraatje op te trappen alvorens we verder zouden toeren. Maar die hoop was snel vervlogen.

VAN DE REGEN NAAR DE ZON

Met veel moeite had ik mezelf in weten te stoppen zoals mijn vader dat vroeger altijd deed: dekbed dubbelgevouwen onder mijn voeten, benen en rug. Zo strak dat ik mijn armen nauwelijks meer kon bewegen. In deze houding leek de cabine des te meer op een tombe, maar ik lag fan-tas-tisch. Voor het slapen gaan staarde ik nog even naar buiten. Gewoon, om te beseffen waar ik eigenlijk mee bezig was. Maar ik zag niets. Nog geen tien minuten later brak de hel los. De camper stond middenin een gitzwarte wolk vol donderschokken en de wind blies zo hard dat ik vreesde om te kapseizen. Na een spoedoverleg besloten Robbert en ik de biezen te pakken. Ik worstelde me – met tegenzin – uit m’n dekbed, startte de motor en reed om half twee ’s nachts over een wildwaterbaan naar beneden.

We scheurden in één ruk door zo ver mogelijk van het noodweer vandaan en stonden veertien uur later aan de voet van de Pico de Veleta. Daar wachtte ons een opmars naar het dak van Europa. Na een gedegen nachtrust klommen we 46 kilometer lang naar 3384 meter hoogte. Met de top in zicht stuiterden we over onverharde paden en passeerden we groepen hikers die vol verbazing applaudisseerden met musketonhaken. Van de regen naar de zon, zo snel kan dat gaan. En het bereiken van de hoogste klim van Europa was zo onwerkelijk, dat ik zelfs met foto niet geloof dat ik daar geweest ben.

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

AFVINKEN

Met de grootste hindernissen achter de rug, was de tijd rijp om de rest van onze to-do lijst onder ogen te zien. Zonder noemenswaardige strubbelingen vinkten we de Alto de Velefique, de Col de la Bonette en de Col du Grand Saint-Bernard af, en toen arriveerden Robbert en ik in Bormio. Daar vonden de weergoden het nodig om ons na dagen onder een smurfblauw decor te herinneren aan de kleur van wolken. De lucht was er zo wit dat we naar de handgrepen van de keukenkastjes moesten kijken om te achterhalen hoe blauw eruit zag.

We stoempten van mistbank naar mistbank de Passo del Mortirolo op. Hoe steil die vreselijke pas was heb ik niet gezien, maar wel gevoeld. Halverwege verloor ik mijn benen en op de terugweg kon ik ze nergens meer vinden. Dat lag overigens niet alleen aan die afschuwelijke pukkel. De roadtrip zelf had ervoor gezorgd dat het lichaam nauwelijks herstelde van inspanning. Het kostte me behoorlijk wat energie om constant onderweg te zijn en daardoor maakte ik al enige tijd gebruik van mijn potje met reserve. Toen ik me dat realiseerde, begon de huiver voor de Monte Zoncolan.

PIZZA

Maar eerst waren de Passo dello Stelvio en de Passo di Gavia aan de beurt. Om wat tijd te besparen zouden we beide scherprechters op één dag klaren. De Stelvio eerst. Het werd een slijtageslag. Door de ijzige wind voelde ik me boven alsof ik twee uur naakt in een vriezer had zitten verpieteren. En toen ik in een toilet op de top mijn broek liet zakken dacht ik even dat ik een meisje was geworden, zo koud had ik het. Normaal gesproken kan ik me vol overgave in de sport storten. Als ik op de fiets zit, gooi ik dikwijls onbezonnen mijn armen in de lucht en zeg ik hardop tegen mezelf: ‘Eric, het leven is mooi.’ Op de Stelvio kreeg ik het niet voor elkaar mijn armen op te tillen, laat staan dat ik mijn lijfspreuk al klappertandend uit kon spreken. Ik keek naar Robbert, en hij dacht hetzelfde. We wisselden de Gavia in voor een Italiaanse pizzaberg. De Calzone was mijn levensmotto meer dan waard, en zo kreeg ook deze dag iets om met een lach aan terug te denken.

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

MONTE ZONCOLAN

Het asfalt op de Monte Zoncolan kan onmogelijk van beneden naar boven zijn neergelegd. De zwarte massa zag eruit als een spoor die bij wijze van erosie de kortste weg naar het dal had gevonden. Losse teerkorrels lagen verspreid over de route en hadden prima door kunnen gaan als keutels op het geitenpad. De reden waarom ik zeker weet dat het geen uitwerpselen waren, was omdat de kudde berggeiten vanwege de onmogelijke hellingsgraad in een wei in het dal stond te mekkeren. Die nacht hadden wij onze camper er onbedoeld pontificaal tussen gezet. Toch viel de zwaarste pas van Italië mee. Robbert en ik gingen al weken uit van het scenario dat een verdwaalde toerist ons halverwege de pas huilend in de berm zou vinden, en daardoor stonden we juichend op de top nog voordat onze adrenaline was uitgewerkt.

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

LAST BUT NOT LEAST

Dezelfde rush kregen we toen we – met de aangename klanken van de CD de Sint Willebrord Sessie Vol. 1: Sporthuis Hubert uit de boxen – de adembenemende Grossglockner aan de horizon op zagen doemen. De bergweg bleek een oogverblindend natuurpark waar automobilisten €34,- voor betalen om erdoorheen te mogen cruisen. Dat maakte de Oostenrijkse helling voor fietsers des te mooier. Ook de cijfers logen er niet om, want 21,4 kilometer lang met gemiddeld 8,3% omhoog voelde anders dan een Hollandse strook door de polder. Achteraf konden we niet geloven dat andere Alpencols meer indruk wekken op feesten en partijen. Daarom bekroonden Robbert en ik de Grossglockner tot meest onderschatte berg van Europa.

We gaven elkaar een stevige schouderklop in de blokhut op de top, waar hongerige fietsfanaten en dagjesmensen worden volgestopt met warm gebak van Oostenrijkse makelij. Als vanzelfsprekend ging der Apfelstrudel mit Vanillesauce erin als koek. Met een dikke buik kropen Robbert en ik voor de laatste maal in het zadel en lieten we ons richting het dal vallen. Aldaar poetsten we onszelf in een fontein, schoten we een comfortabel kloffie aan en stapten we in de camper voor de laatste duizend kilometer van de trip. 28 Dagen lang leefden we een wielerdroom: briljant door z’n eenvoud.

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

Bergbestormers

– Gepubliceerd in Fiets