Mijn buik rammelt. Ik heb trek. Mijn maag knort als ik denk aan pannenkoeken met spek. Soms vraag ik mezelf af of mijn brein achter m’n buikspieren zwemt. Dat het mijn darm gebruikt als bulderende glijbaan en met een bommetje in mijn maag springt om me te vertellen dat ze zich vervelen daar beneden. Het kan bijna niet anders. M’n hersenen geven me zoveel signalen over voedselbehoefte dat ze haast wel verweven moeten zijn met de verbrandingsmotor van mijn lichaam. Ik ben continu met eten in de weer. Als artsen een röntgenfoto maken van mijn hoofd, dan vinden ze een pot pindakaas.

Ik ga prat op de andijviestamppot van m’n moeder. Zelfs als zij ‘voor een weeshuis kookt’ – dat zegt ze op het moment dat ze de pan op tafel zet die bij verbouwingen gebruikt wordt als cementemmer – schraap ik ‘m leeg. Vaak met behulp van mijn broertje. Hij verkiest de oer-Hollandse kost net als ik boven biefstuk van de slager en andere delicate maaltijden. Maar in m’n eentje is ook geen probleem. Hetzelfde geldt voor havermout. In het februarinummer van Fiets beschreef ik de zintuiglijke polonaise die spontaan ontstaat zodra ik het maal fijnmaal: ‘Terwijl ik een lepel van het hemelse goedje naar binnen stopte en mijn gehemelte veranderde in een discotheek waar m’n smaakpapillen swingden alsof ze auditie deden voor een remake van de kaskraker Saterday Night Fever, ramde Robbert luidruchtig de zijdeur van het voertuig open.’ Robbert stoorde me niet toen ik er een kookworkshop van maakte. Ik wilde mijn recept voor de hemelse havermout met bountysmaak niemand onthouden.

Sinds de verdwijning van het eerste generatie social media platform Cu2 heb ik de vraag ‘wat is je lievelingseten?’ niet meer beantwoord. Gezien mijn reusachtige eetlust en hoogsensitieve papillen misschien maar goed ook, want ik vind het echt een breinbreker. Toch valt me iets op nu ik al maanden strikt bijhoud wat ik dagelijks verorber. Er is maar één gerecht dat ik gemiddeld vier à vijf keer per week eet, en veel. Kilometers. Mijn hersenen mogen dan in m’n maag zwemmen en er zit vast een pot pindakaas vast tussen m’n oren, maar ik eet bovenal kilometers. Mijn lievelingskostje is asfalt.