De hemel zag blauw toen ik de gordijnen vanmorgen opzij schoof. Het betekende de start voor een ideale dag op witte flanken in niemandsland. Ik had een machtige toertocht (jazeker, die term bestaat in het skiën ook) voor ogen: klimmen over de bergkam van de gletsjer, skinnen over de liftloze vlakten en strepen op een helling ergens ver weg van de piste. Maar het mocht niet zo zijn. M’n lawinepieper was foetsie en daarom was de missie al ten einde voordat ‘ie gestart was. De Cormet de Roselend op mijn trapijzer was een subliem alternatief. Al was een lawinepieper op de gesloten Alpenpas ook niet overbodig geweest. Zo was ik toch nog een beetje poederbaas. En nu een kop warme chocomel met slagroom.