Ik had er maar één dag op een kantoor voor nodig om in te zien dat ik mijn leven niet in een gebouw uit wilde zitten. Zes jaar geleden deed ik onderzoek naar de functionaliteit van bijsluiters van geneesmiddelen in samenwerking met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Daar zat ik dan, tussen vier muren in Den Haag, om mijn afstudeerscriptie te schrijven. M’n ‘nette’ spijkerbroek zat strak om mijn benen. Blegh. Daarnaast scheen de zon tussen de lamellen door op m’n bureau. Ik vroeg mezelf af wat ik aan het doen was en stelde twee criteria aan al mijn volgende ondernemingen: ik wil altijd in een sportbroek voor de dag kunnen komen en buiten kunnen zijn als de zon schijnt. Ik wist niet op welke manier ik mijn criteria na zou leven. Ik wist alleen dat ik ze na zou leven.

Enkele maanden later overhandigde de universiteit me een papiertje en boekte ik een ticket naar Marseille. Samen met mijn tweewieler en een rugzak landde ik in het zuiden van Frankrijk om een paar weken in m’n uppie door de Alpen te peddelen. De Mont Ventoux was mijn eerste hindernis in het aardoppervlak. Mijn eerste echte hindernis had ik toen al overwonnen: niet luisteren naar m’n angsten. Gewoon gaan. Het geluk dat ik ervoer toen ik het zonovergoten vliegveld in m’n fietsbroek verliet, overtrof alles wat ik tot dan toe beleefd had. Afgelopen dagen ben ik van monnikenland naar de kale berg gereden. Vanmorgen werd Mijnster wakker op de maan. De zon schijnt, dus ik trek m’n fietsbroek aan.