Ik hoor gehuil. De tranen lijken van diep te komen, zo intens klinkt het verdriet. Het snikken is luid en vol overgave. Zelfs de noodzakelijke maar ongewenste en daardoor piepende inademing is hoorbaar. Ik kijk om me heen, de gang door. Niets te zien. 

Het geluid komt van ver. En beweegt niet. En stopt niet. Vermoedelijk is er nog niemand anders die deze klanken heeft opgevangen. Niemand anders die de huilende persoon heeft opgevangen. Met mijn oren gespitst loop ik de tranen tegemoet, benieuwd naar waar ik wie tegenkom. Ik loop langs het speellokaal, langs de kringruimte, richting de ingang van de school. Ik kom dichterbij.

Daar zit hij, verscholen naast de grote rode kast met gevonden voorwerpen. Niels. Ik ga naast de jongen op de grond zitten. Terwijl hij opkijkt, leg ik een hand op zijn schouder. Vervolgens kruipt hij op schoot. Hij legt z’n hoofd op mijn schouder en huilt verder.

Niels is welkom. Ook met verdriet. Ongeacht wat de reden van het verdriet is. Ik sla m’n armen om hem heen. 

‘Wat is er?’ vraag ik zachtjes. ‘Opa,’ treurt hij. ‘Ik heb hem nooit gekend en ik mis hem zo.’ De tranen rollen onverminderd over zijn wangen. ‘Wat had je zo graag nog met opi willen doen?’ vraag ik. Niels: ‘Heel veel leuke dingen.’ Ik doe een suggestie: ‘Samen in een achtbaan?’ Niels: ‘Ook.’ Daarna zeggen we niets meer. Het mag zijn zoals het is. Niels huilt verder.

Een minuut lang voel en hoor ik zijn verdriet stromen. De sluizen staan wagenwijd open. Plots volgt een diepe zucht. Niels ontspant. Hij lijkt na een glijbaan met tranen in een zwembad van rust te plonsen. Eruit is wat eruit wilde. Niels blijft zitten. Nog een kwartier lang blijft Niels in totale rust en stilte zitten. We wisselen geen woord of blik. We voelen alleen de rust van het moment. Met de armen om elkaar omarmen we de rust.

Totdat het genoeg is. Niels beweegt zijn hoofd van mijn schouder, kijkt me aan en zegt met zijn karakteristiek stralende gezicht: ‘Ik ga weer spelen.’ De kleine prins staat op en verdwijnt. Ik blijf dankbaar achter. Dat een jonge jongen de veiligheid voelt om zich zo kwetsbaar op te stellen en bij mij rust vindt, daar ben ik dankbaar voor. Ik voel me vereerd dat ik zo dichtbij mag komen. Ik sta op. Ik ga weer spelen.