“Eric, wat doe je?” vroeg een bekende me laatst vol ongeloof. “Gespleten asfalt is van jou. Jij hebt het opgebouwd. Jarenlang heb jij mensen meegenomen in jouw verhaal. Het is jouw manier van vertellen die anderen aanspreekt. Zelfs merken uit de wielerwereld staan achter je. Door alle ingangen die Gespleten asfalt je heeft opgeleverd, kan je inmiddels rondkomen van het bloggen. Je hebt iets unieks in handen. Goud. Lezers vinden je bijzonder. Als je die status benut, liggen er kansen in het verschiet die voor anderen altijd een utopie zullen zijn. Maar nu verander je ineens van koers. Je wilt niet als anders gezien worden. Waarom niet? Je gooit alles overhoop door je vrienden te introduceren. Eric, wat doe je?”

Een stilte was mijn eerste reactie. — Als tegenargument gooide ik vervolgens een quote van m’n verhaal ‘Bijzonder’ in de strijd, met uitleg: “Ik ben er klaar mee om op een voetstuk geplaatst te worden. Ik ben niet bijzonder. Iedereen is hetzelfde. Het zijn enkel onze gedachten die ervoor zorgen dat we anderen als anders zien. Alles wat we waarnemen verwerkt ons verstand als beter, slechter, meer of minder. Ons verstand maakt onderscheid. Ons verstand plakt op alles een oordeel. En dat oordeel maakt ons kapot. Want door het oordeel wil iedereen in de categorieën beter of meer vallen, in plaats van slechter of minder. Jij zegt mij dat ik status heb en daardoor kansen krijg. Maar in zo’n wereld wil ik niet leven. Ik ben er klaar mee om op een voetstuk geplaatst te worden, omdat ik er klaar mee ben dat we in voetstukken denken. Voetstukken bestaan niet.”

De bekende deed een wanhopige poging me te onderbreken, maar mijn hart was nog niet uitgesproken. “Je vraagt me wat ik aan het doen ben. Ik wil me gelukkig voelen. Ik wil gelukkig zijn. En gelukkig zijn komt niet voort uit het hebben van een categorie. Geluk hangt niet af van het beoordelen van onszelf en anderen in termen van beter, slechter, meer of minder. Geluk is allesbehalve onderscheid. In geluk is alles goed. Het maakt niet uit welk stickertje anderen op me plakken. Het maakt niet uit of ik kansen krijg of misloop. Het maakt niet uit hoeveel geld ik heb. Het maakt zelfs niet uit wat ik doe. Geluk is niet het daadwerkelijk leven van dromen. Geluk is het leven als droom ervaren,” lichtte ik toe.

Mijn gesprekspartner zweeg. Ik sloot mijn antwoord af: “Ik weet hoe mooi het is om het leven als droom te ervaren. Het liefst wil ik de hele wereld die magie laten voelen. Om het verschil tussen mij en de wereld te bagatelliseren, heb ik mijn vrienden geïntroduceerd. Ook zij weten ‘t. Ergens weet iedereen het. En dat jij het daar niet mee eens bent is een extra reden voor me. Want jij, bekende die me vraagt wat ik doe, bent mij. Jij bent mijn verstand. Alles is goed, en toch duik jij op om over onderscheid te zaniken. Nu weer. Ik ken je inmiddels. Ik vind het oké dat je er bent. Maar, al staat mijn gevoel nog zo haaks op jouw oordelen, door jou laat ik me niet leiden. Ik zie je, mijn hebzuchtige gedachten. Daarom deel ik mijn waardevolste bezit. Ik oefen. Dat doe ik.”