Daar zit ik dan, in de receptie van m’n hut op 1400 meter hoogte. Op zaterdag check ik gasten in en uit. Gedurende de rest van de week beweeg ik mijn handen over het toetsenbord, met een rondje op twee wielen of latten als glorieuze onderbreking. Een waterval van letters vertroebelt mijn scherm. En het regent woorden vanuit de wolk in mijn bovenkamer. Mijn vingers gaan op en neer als de naald van een naaimachine en de uitknop is onvindbaar. Waar dit toe leidt? De toekomst weet het. Ik schrijf in ieder geval nog even verder.